Ecosystemen herstellen en verwilderen

Dossier
Het is een actueel onderwerp en al lang een onderzoeksinteresse van het NIOO: hoe kun je natuur herstellen? Voormalige landbouwgrond krijgt bijvoorbeeld weer een natuurfunctie en gebieden worden met elkaar verbonden. Dit kan ook helpen om de gevolgen van klimaatverandering op te vangen. De laatste jaren komt bovendien steeds meer kennis beschikbaar over ‘rewilding’. Het levert op de lange termijn sterke ecosystemen op met een grotere biodiversiteit, zo blijkt.
Sayaguesa Planken Wambuis
© Annika Vermaat

Voor Geert de Snoo, directeur van het NIOO en hoogleraar Conservation Biology, is de biodiversiteitscrisis helpen tegengaan een belangrijk doel van het onderzoek aan het instituut. “Bending the curve of biodiversity loss, zoals we het als onderzoekers noemen. Niets doen is geen optie.”

Bending the curve of biodiversity loss: niets doen is geen optie.

Geert de Snoo

Biodiversiteit vergroten

De vraag is hoe. De Snoo: “Veel natuur in Nederland is niet-oorspronkelijk. Heidevelden zijn cultuurlandschap, maar wel met een belangrijke natuurfunctie. En in 1906 is het Naardermeer als eerste natuurgebied in Nederland ingesteld om vogels te behouden. Zulke gebieden moet je wel beheren, anders worden ze uiteindelijk vanzelf bos.” Het is een voortdurend en intensief proces dat je niet los kunt laten, maar, zegt De Snoo: “Via dit zogeheten ‘patroonbeheer’ is het wel mogelijk om die gewenste natuur te bereiken.”

Volgens die vorm van beheer worden tegenwoordig bijvoorbeeld akkerranden ingezaaid met wilde inheemse planten, om insecten meer kansen te geven. De Snoo: “Het NIOO houdt zich bezig met de vraag welk deel van de landbouwgronden moet bestaan uit natuurelementen om de biodiversiteit in deze gebieden te vergroten. Met een verhoging van 3 naar 7 procent van de oppervlakte stijgt het percentage vlindersoorten dat je mag verwachten al van 52 naar 64 procent.”

Uitgangssituatie creëren

De tegenhanger van patroonbeheer om natuur te ontwikkelen is wat De Snoo noemt ‘procesbeheer’: in plaats van actief soorten te introduceren, herstelt de natuur zichzelf. Die vorm staat bekend als rewilding. Ecoloog bij het NIOO Liesbeth Bakker is specialist en onderzoekt zulk extensief ecosysteemherstel. Je kijkt hierbij niet naar specifieke soorten, maar naar het hele ecosysteem en hoe dat draait. Bakker: “Het is een heel andere werkwijze dan de traditionele herstelmethoden.”

Het gaat erom de uitgangssituatie zo te maken dat er kans is op natuurwinst. Bakker: “Bij het idee achter verwildering gaat het om de 3 c’s: cores, carnivores and corridors. Cores zijn de kerngebieden en corridors de verbindingen tussen die gebieden. In Nederland richten we ons niet op carnivoren, maar vooral op grote herbivoren zoals wilde paarden en runderen. Dat betekent dat er nog essentiële schakels van de voedselketen ontbreken. Als we die zouden introduceren, zou dat meer biodiversiteit opleveren.”

Opvang overtollig water

Rewilding is halverwege de jaren 90 in Nederland geïntroduceerd met het bekende project ‘Ruimte voor de rivier’, waarbij voor de waterveiligheid dijken landinwaarts zijn verlegd en de uiterwaarden beschikbaar kwamen om overtollig rivierwater op te vangen dat jaarlijks met grote pieken uit Duitsland wordt aangevoerd. Bakker: “Dat maakte het land ongeschikt voor landbouw. Het klimaatbeleid bood daarmee eigenlijk indirect een kans voor natuurontwikkeling.” In die tijd kwam in Nederland de vraag op wat er met de gebieden zou gebeuren als je de natuur zijn gang zou laten gaan, vertelt Bakker.

Tegenwoordig gebeurt waterberging ook in andere gebieden. “Een enorm moerasgebied ten zuiden van de stad Groningen maakt de stad toekomstbestendig bij overstromingen. Men bracht daar wetlands terug uit noodzaak en dat bood kans voor de biodiversiteit.”

Goede bodemstructuur

Voor effectieve verwildering in natte gebieden is een goede bodemstructuur van belang, met genoeg variatie zoals geulen. “Een groot deel van het werk komt wel degelijk neer op engineering”, zegt Bakker. “In de Marker Wadden, een groot gebied dat inmiddels half verwilderd is, ligt bijvoorbeeld een dijk.” Bakker coördineerde in die eerste interessante jaren het ecologische onderzoek op deze nieuw aanlegde eilandengroep in het IJsselmeer.

Een mix van proces- en patroonbeheer kan de oplossing blijken. Bodemecoloog Ciska Veen van het NIOO kijkt bijvoorbeeld met haar collega’s hoe het verplaatsen van bodem van een natuurgebied naar voormalige landbouwgrond kan bijdragen aan natuurherstel. Het breed gedeelde uitgangspunt is daarbij dat de biodiversiteit van gunstige schimmels, bacteriën en dieren in de bodem essentieel is voor de bovengrondse natuur. Veen: “Onze vraag is of die zogeheten bodemtransplantaties een kickstart geven aan de bodembiodiversiteit en of vervolgens ook de plantengemeenschappen die daar groeien diverser worden. Uiteindelijk kan een gezonde bodem zelfs bijdragen aan klimaatmitigatie: het tegengaan van klimaatverandering, namelijk door meer koolstof op te slaan.”

Verwildering op micro-schaal

Collega Jos Raaijmakers van de afdeling Microbiële Ecologie is ervan overtuigd dat de juiste micro-organismen van belang zijn voor het succes van een rherstelprogramma. Hij publiceerde een overzichtsartikel in wetenschapstijdschrift Science over het rewilden van plant-microbiomen in de bodem. Dat gaat dus om de gemeenschappen van micro-organismen die rondom planten(wortels) leven.

Raaijmakers ziet zelfs mogelijkheden om via verwildering van het bodem-microbioom landbouwgewassen te ondersteunen die bestand zijn tegen de gevolgen van klimaatverandering. “Domesticatie van voedselgewassen had ooit als doel om planten aantrekkelijker te maken, bijvoorbeeld minder bitter. Maar die selectie ging gepaard met een vermindering van de genetische diversiteit van de planten én daaraan gerelateerd een verminderde band met beschermende micro-organismen in de bodem. Om landbouwgewassen bestand te maken tegen droogte, verhoogd zoutgehalte en daarbij minder kunstmest en bestrijdingsmiddelen, ontwikkelen we een soort probiotica voor planten.”

Om rewilding mogelijk te maken, moeten mensen mee-rewilden.

Liesbeth Bakker

Zelf ook rewilden

Tot nu toe heeft rewilding volgens Bakker “gigantisch veel” opgeleverd. “Vooral in gebieden waar eerst intensieve landbouw plaatsvond. Dit gaat niet alleen over de bodem en de planten. Ook zijn er meer vogels.”

Met rewilding zijn de biodiversiteitscrisis en de klimaatcrisis dus gecombineerd aan te pakken. Dat vraagt wel het nodige van burgers. Bakker: “We zijn van oudsher gewend dat je de natuur moet beheren. Op die manier ontstonden bijvoorbeeld onze kenmerkende heidegebieden en ook dat is natuur.” Het is volgens Bakker voor de aanvaarding van de ecosysteembenadering dan ook niet verstandig om te veel te laten verwilderen. “Veel mensen vinden het lastig, ze zijn gewend om dood hout uit het bos te verwijderen. De natuur kan bijten en steken. Het is bovendien bekend dat mensen een situatie normaal vinden zoals hij was toen ze zelf jong waren. Het is dan ook deels een kwestie van shifting baselines: om rewilding mogelijk te maken, moeten we zelf mee-rewilden.”

Experts

Toepassingen

  • Natuurbeheer
  • Natuurbeleid
  • Natuurherstel