“Ik begon met een kortlopend project en ben nooit meer weggegaan”

“Ik begon met een kortlopend project en ben nooit meer weggegaan”
Op 1 oktober nam Wim van der Putten het stokje van het directeurschap over van voorganger Geert de Snoo. Voor het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW) is hij een bekende: Van der Putten begon al in 1984 bij een voorloper van het NIOO. Nu vertelt hij meer over zijn loopbaan, en zijn werk als interim-directeur.
Beginnen bij het begin
“Het makkelijkst is om te beginnen met hoe mijn loopbaan er tot nu toe uit heeft gezien. Om kort te zijn: ik begon met een kortlopend project en ben nooit meer bij het NIOO weggegaan.” Van der Putten begon in 1984 als jonge onderzoeker bij het Instituut voor Oecologisch Onderzoek (IOO), een van de voorlopers van het NIOO. Hij werd toen aangenomen voor een tijdelijk project. “In die tijd belde de directeur van het instituut een hoogleraar op om een paar studenten langs te laten komen als kandidaat-onderzoeker voor de uitvoering van een onderzoeksproject. Mijn project ging over het herstel van helmgras op zeewerende duinen. Dat was een praktisch probleem, want het gras wilde niet groeien. En binnen de kortste keren had ik een nieuwe pootmethode ontwikkeld, en we hadden ontdekt dat helmgras last heeft van bodemziektes.”
Van windeieren tot helofytenfilters
Aan het eind van dat eerste onderzoeksproject kreeg Van der Putten een bijzondere kans: “Voordat het project afliep was ik begonnen aan het schrijven van een nieuw projectvoorstel. Zo had ik mijn eigen project weten te verlengen en schreef ik samen met collega’s nog een ander promotie-onderzoeksproject, dat ik ook begeleidde voordat ik zelf gepromoveerd was. De toenmalige directeur, Jan Woldendorp, zag dat ik makkelijk projecten binnenhaalde. Die heeft mij vervolgens een aanstelling gegeven als coördinator voor toepassingsonderzoek. Dat was toen helemaal niet gewoon. Het idee was dat ik samen met de meer fundamentele onderzoekers ideeën zou ontwikkelen voor toepassingsonderzoek en dat ik de acquisitie van die projecten zou doen. Ik heb toen bijvoorbeeld een project gefinancierd gekregen voor de voorloper van de huidige afdeling Dierecologie over de verminderde eischaalkwaliteit van koolmezen als gevolg van zure regen. Met de toenmalige afdeling Populatiebiologie van Planten heb ik een project gedaan over risicoanalyse van genetisch gemodificeerde organismen, en met de voorloper van Microbiële Ecologie heb ik gewerkt aan helofytenfilters om water te zuiveren. Ik vond het ontzettend leuk om met mensen te praten die iets verder van mij stonden, waarvan het niet zomaar logisch was dat we samenwerkten, en dan te zien hoe je de verschillen weet te overbruggen.”
“Waarom zou ik niet promoveren?”
Van der Putten begeleidde dus al een promovenda voor hij zijn eigen PhD-titel gehaald had. “Ik dacht, hé, iedereen is aan het promoveren, waarom zou ik niet ook promoveren? Dus toen heb ik mijn projectvoorstel geschreven en een promotor gevonden bij de universiteit in Wageningen. Toen hadden we nog geen professoren bij het instituut.” Ook hier volgde Van der Putten niet het gewoonlijke pad: “Ik werd uitstekend begeleid door senior-onderzoekers, maar ze gaven me ook veel ruimte en vrijheid om mijn eigen keuzes te maken. En dat allemaal in het kader van een toegepast project: als je zorgde dat de opdrachtgevers tevreden waren, kreeg je heel veel ruimte.”
Eigen afdeling
Van der Putten bouwde verder aan zijn onderzoekscarrière. Rond 1992 ontstond het NIOO uit drie ecologische instituten. “De toenmalige afdeling Bodembiologie ging over op onderzoek aan Plant-Microörganisme Interacties. Binnen die afdeling ben ik naar senior-onderzoeker gegroeid. Toen Louise Vet als directeur begon wilde zij haar bovengrondse onderzoek koppelen aan het ondergrondse, waar ik mee bezig was. Zij heeft mij in 2000 een nieuwe afdeling laten opzetten: Multitrofe Interacties, de voorloper van Terrestrische Ecologie.”
Voortbouwen op voorgangers
Sinds het ontstaan van het NIOO zijn er drie directeuren geweest - als je de oorspronkelijke instituten van de afgelopen 70 jaar niet meetelt. Van der Putten heeft alle drie meegemaakt: “Het nieuwgevormde NIOO had in 1992 zeer verschillende onderzoeksrichtingen en bloedgroepen. Wim van Viersen was de eerste directeur van het gezamenlijke instituut, dat vanaf dat moment NIOO heette. Hij heeft een goede stap gezet in de discussie over toegepast versus fundamenteel onderzoek. ‘Er zijn twee typen onderzoek’, zei hij, ‘goed en slecht onderzoek’. Dat heeft niks met fundamenteel of toegepast te maken.”
“Eind 1999 kwam Louise Vet, zij zou meer het gezicht zijn voor de wetenschap met achter haar de drie centrumdirecteuren. De drie centra waren Yerseke voor het estuariene en mariene onderzoek (dat een sterke focus had op ecosysteemonderzoek), het limnologisch onderzoek in Nieuwersluis (waar vooral onderzoek op community-niveau plaatsvond) en het Centrum voor Terrestrische Ecologie in Heteren (waar vooral onderzoek op populatieniveau werd verricht). Uiteindelijk zijn de vestigingen Nieuwersluis en Heteren tijdens Louises directeurschap op één plek in Wageningen gehuisvest en is kort daarna het (zee)onderzoek in Yerseke samengevoegd met het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ).”
“Met Geert de Snoo hadden we een directeur die het hele instituut weer eens bij elkaar heeft gepakt en gekeken ‘waar staan we nu’. Hij is de discussie aangegaan over wat de missie en visie zijn van het instituut, heeft het aantal onderzoeksthema’s van 7 teruggebracht naar 3 en ook samen met ons een nieuw strategisch plan gemaakt. In bijna vijf jaar, waarin ook de Covid-jaren vallen, heeft Geert het NIOO meegenomen in een transitieproces dat in 2024 tot een uitstekende instituutsbeoordeling in het Peer Review heeft geleid.”
Ook van Geert de Snoo is een interview te lezen, waarin hij terugblikt op zijn directeurschap en vooruitkijkt naar de toekomst.
Brug slaan
Vanwege het vertrek van Geert de Snoo naar de KNAW is Van der Putten in oktober 2024 begonnen als interim-directeur van het NIOO. De verwachting is dat in de loop van 2025 een nieuwe directeur van start gaat. Het is zaak dat de ontwikkeling van het NIOO in de tussentijd gewoon doorgaat. Van der Putten: “Nu staan we op het punt ‘hoe gaan we verder’? Als interim vorm ik een brug tussen wat Geert heeft achtergelaten en waar de nieuwe directeur straks mee verder gaat. Bij het nadenken over de vraag wat de meest logische stap is om te zetten, kwam ik uit op de vraag hoe we onze impact kunnen vergroten. Impact maken wordt vaak gezien als het komen tot een toepassing, maar impact maken is veel meer dan dat. Je kunt impact maken in de wetenschap, richting de samenleving, in de toepassing, en nog op veel andere vlakken. Hoe zorgen we dat we met het NIOO de impact in ons vakgebied vergroten? Door deze vraag aan individuele onderzoekers te stellen, kun je iedereen in hun eigen kracht zetten. Vervolgens bouw je dat op naar afdelingen en naar het NIOO als geheel. Door de impactvraag te stellen, krijg je ook beter zicht op waar de beste kansen liggen voor individuele onderzoekers en welke aspecten van biodiversiteit, klimaatverandering en duurzaam gebruik van land en water we bij het NIOO kunnen aanpakken.”
“Ik zie mijn carrière nog niet als af”
Na een lange loopbaan bij het NIOO viert Van der Putten straks in juni 2025 zijn 67ste verjaardag en gaat hij met pensioen. Nou is hij niet van plan de ecologie helemaal achter zich te laten: “Ik zie mijn carrière nog niet als af,” zegt hij. Ook al is het dan niet echt het einde, hij ziet dit interim-directeurschap wel als een afsluiting van zijn activiteiten in het onderzoeksmanagement. “Ik vind het leuk om dit te doen, maar ik moet zeggen dat ik het ook niet eerder had gewild. Het was voor mij wel verrassend hoe snel ik het management van de afdeling achter me heb gelaten. Daarbij heeft het ook veel geholpen dat de afdeling de plotselinge verandering heel goed heeft opgepakt. Daar heb ik veel bewondering voor en dat heeft het voor mij makkelijk gemaakt deze stap te zetten. Waar ik ook blij mee ben, is dat ik nog steeds mee kan denken over onderzoeksvragen. Als je samen met een team begint te begrijpen hoe iets echt functioneert, geeft dat heel veel voldoening. Wat ik leuk aan mijn huidige baan vind, is dat ik het NIOO na zoveel jaren toch nog op een andere manier leer kennen. Ook heb ik nu heel andere contacten met andere delen van de organisatie en leer ik nieuwe mogelijkheden te zien om het werk op het NIOO nog te versterken. Ik hoop in die pakweg negen maanden iets mee te kunnen geven waar het NIOO mee verder kan, zowel op organisatorisch als op inhoudelijk gebied.” Hoe zijn leven er na zijn pensioen ook uit gaat zien, het interim-directeurschap is een mooi afscheidscadeau bij het NIOO.