Uitsterven grote planteneters veroorzaakte enorme veranderingen in landschap

Pleistocene

Uitsterven grote planteneters veroorzaakte enorme veranderingen in landschap

Grote effecten in zowel prehistorische als hedendaagse natuur
Persbericht

Mammoeten, reuzenluiaards, buideldieren zo groot als neushoorns... De invloed van deze en vele andere plantenetende reuzen op hun omgeving blijkt nu bijzonder groot te zijn geweest. Een bijzondere combinatie van moderne en paleo-ecologen onderzocht het effect van het uitsterven van deze grote grazers in de prehistorie. Ook hedendaagse grazers – juist ook in combinaties, van groot tot klein – veranderen het landschap van bosrijk naar meer open. Gegevens vanuit beide tijden maken nu het beeld van zulke ‘ecosysteem-ingenieurs’ compleet.

Ecosysteem-ingenieurs

Met nieuwe technieken konden de paleo-ecologen achterhalen dat struiken en bomen steeds talrijker werden na het uitsterven van de grote planteneters in het Late Pleistoceen, vanaf ongeveer 50.000 jaar geleden. Zo zijn er bepaalde ‘poepschimmels’ die alleen in de oude bodemlagen terug te vinden waren als er ook poep van deze dieren aanwezig was. Pas als er nog maar weinig poepschimmels (en dus grote grazers) waren te vinden, liepen de aantallen stuifmeelkorrels van de houtige gewassen op. Ook waren er grote veranderingen in de soorten planten. Maar hoe kwam dat?

Onderzoeksleider Liesbeth Bakker van het NIOO legt uit: “Grote planteneters zijn niet slechts lijdzame slachtoffers. Nee, ze veranderen hun omgeving echt actief. Dit heeft grote gevolgen voor andere soorten, en voor de structuur van het hele landschap.” Ook de verspreiding van hun poep en vooral de voedingsstoffen erin heeft fikse invloed op de bodemvruchtbaarheid.

Nu te voorspellen

Het meeste onderzoek richtte zich eerder op de oorzaken van het uitsterven, benadrukt het onderzoeksteam uit Europa, de Verenigde Staten en Australië. Klimaatverandering zou de vegetatieveranderingen veroorzaakt hebben, dacht men. Tot nu toe. “Als je ziet welke enorme invloed de grote grazers nu hebben op de natuur, kun je je inderdaad onmogelijk voorstellen dat na het uitsterven van hun prehistorische voorgangers de plantengroei hetzelfde bleef,” beschrijft Bakker. Daarom stellen de onderzoekers voor om de ‘openheid’ van het landschap voortaan te voorspellen op basis van de diversiteit van de grazersgemeenschap en de dichtheden van deze dieren. En dat kunnen ze nu ook terugrekenen naar het eind van het Pleistoceen.

Wat zien we nu nog terug in de huidige natuur? Een ‘onderbegraasd’ landschap, dus zonder grote planteneters, leidt tot meer en heftigere natuurbranden. Dat zag je ook na het prehistorische uitsterven: er is meer plantenmateriaal omdat het niet opgegeten wordt, en dus meer ‘brandstof’. Ook nu nemen de grote planteneters wereldwijd af in aantal. Natuurbeheerders kunnen daarop inspelen door grote grazers te herintroduceren, zoals de wisent, waardoor je meer halfopen landschappen kan behouden. Ook kunnen grote grazers ingezet worden om voedingstoffen van voedselrijke naar voedselarmere gebieden te brengen. Door dit onderzoekswerk kunnen beide situaties nu beter voorspeld worden.

Publicatiedetails

Het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW) werkte samen met University of Maine (VS); University of Tasmania (Australië), Rijksuniversiteit Groningen, University of Oxford (VK), Carnegie Institution for Science (VS) en Aarhus University (Denemarken). Het onderzoek hoort bij een special feature van de Proceedings of the National Academy of Sciences USA (PNAS).

Het Special Feature van PNAS heet: Megafauna and Ecosystem Function: From the Pleistocene to the Anthropocene.

  • Artikel: Combining paleo-data and modern exclosure experiments to assess the impact of megafauna extinctions on woody vegetation Elisabeth S. Bakker, Jacquelyn L. Gill, Christopher N. Johnson, Frans W. M. Vera, Christopher J. Sandom, Gregory P. Asner and Jens-Christian Svenning (2015). Special Feature, Proceedings of the National Academy of Sciences USA, www.pnas.org/cgi/doi/10.1073/pnas.1502545112 (online early)
  • Tweede artikel met Liesbeth Bakker als co-auteur: Global nutrient transport in a world of giants. Christopher E. Doughty, Joe Roman, Søren Faurby, Adam Wolf, Alifa Haque, Elisabeth S. Bakker, Yadvinder Malhi, John Dunning and Jens-Christian Svenning (2015). Special Feature, Proceedings of the National Academy of Sciences. www.pnas.org/cgi/doi/10.1073/pnas.1502549112 (online early).
  • In het tijdschrift Ecography is ook net een bijpassend artikel uit met de nadruk op de grazers rond het water: Assessing the role of large herbivores in the structuring and functioning of freshwater and marine angiosperm ecosystems. Zie het video abstract op: https://youtu.be/DtJRN4B6I

Illustratie: Roman Uchytel (http://prehistoric-fauna.com). Een (Brits) Pleistoceen landschap tijdens een tussenijstijd loopt vol met holenleeuw (Panthera spelaea), een olifantensoort (Palaeoloxodon antiquus), een neushoorn (Stephanorhinus hemitoechus), steppewisent (Bison priscus), oeros (Bison primigenius) en nijlpaard (Hippopotamus amphibius). Alleen het nijlpaard komt vandaag de dag ook nog voor.

Het NIOO is met ruim 300 medewerkers en studenten een van de grootste onderzoeksinstituten van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW). Het is gespecialiseerd in de ecologie van het water en het land. Sinds 2011 is het gevestigd in een duurzaam gebouwd onderzoekspand in Wageningen. De historie van het onderzoek gaat meer dan 60 jaar terug en loopt door ons hele land, en ver daarbuiten.

Voor meer informatie: