Hoe erg is 'mistiming'?

Nestjes met mezen

Hoe erg is 'mistiming'?

Terug naar de voedselketen zomereik- wintervlinder-koolmees. De wintervlinder- rupsen komen tegenwoordig eerder uit het ei dan de eikenbladeren uit hun knop. De jonge rupsen kunnen maar een paar dagen zonder eten. Het gevolg is dus duidelijk: de eerstgeborenen sterven. Wat zien we bij de koolmees?

De  eieren komen uit op het moment dat de rupsenpiek alweer op zijn retour is. Als de wintervlinderrupsen groot en dik genoeg zijn geworden, gaan ze zich verpoppen. Ze kruipen dan de eikenbomen uit en de bodem in en worden voor koolmezen onvindbaar.

Dat komt slecht uit. De jonge koolmezen moeten juist erg veel rupsen eten om snel op te groeien. Een paartje koolmezen voert wel achtduizend rupsen om zijn broed groot te krijgen. Niet alle negen tot twaalf hongerige jongen zullen het redden. Ook de koolmeesouders zijn slechter af.

Als ouders 'mistimen' bij het leggen van hun eieren, moeten ze veel harder werken om hun kroost groot te krijgen. Het kost hun dus meer energie. Later leggende koolmezen hebben daardoor minder broedsucces. En pimpelmeesouders in met name arme, altijdgroene eikenbossen, bijvoorbeeld in Zuid-Frankrijk, moeten zoveel meer energie steken in het zoeken van voedsel, dat dit ten koste gaat van hun eigen overlevingskansen.

Uit de pas lopen met de rest van de voedselketen heeft dus gevolgen voor individuele dieren of planten, maar dit geldt ook voor een hele populatie (een groep soortgenoten in een gebied).  Als een vogel doodgaat, is alleen maar dat dier de dupe. Maar als een groot deel van een populatie sterft, of de exemplaren met bepaalde eigenschappen, dan heeft dat verstrekkende gevolgen.

Bij kool- en pimpelmezen gaan de aantallen nu (nog) niet achteruit.

Koolmees en wintervlinder zijn geen zeldzame of kwetsbare soorten. Daarom zullen ze ook niet direct uitsterven ondanks de negatieve gevolgen van de warmere  lentes. Het zijn wel goede 'modelsoorten': soorten waar we aan kunnen onderzoeken hoe de gevolgen precies in elkaar steken. De resultaten kunnen we dan vervolgens gebruiken om voorspellingen te doen over de kwetsbaardere soorten. Zo denken we dat het korhoen in Nederland sterk te lijden zal hebben van klimaatverandering.