Ecologische relaties lopen stuk op warmere lentes
Ecologische relaties lopen stuk op warmere lentes
Door een steeds warmer voorjaar lopen hele voedselketens in het honderd. De verschillende schakels van plant, planteneter en vleeseter sluiten niet meer overal op elkaar aan. De reactie op klimaatverandering wisselt namelijk van soort tot soort. Wat zien we gebeuren in de natuur en hoe erg is dat? Hoe breng je als koolmees toch je jongen groot, als je lievelings-rupsen verdwenen zijn?
Sinds ruim dertig jaar hebben we in West-Europa een warmer voorjaar dan voorheen. Door die paar graden extra warmte bloeien planten eerder. Rupsen komen vroeger uit het ei. Andere insecten vliegen eerder. En dit is ongetwijfeld nog maar een voorproefje van wat ons te wachten staat.
Soorten verschillen in de mate waarin ze reageren op een warmer voorjaar: ze verschillen - zoals wetenschappers zeggen - in de mate waarin hun 'fenologie' vervroegt. Die reacties variëren tussen groepen van soorten: de verschuiving in bloeitijd van planten is veel sterker dan de verschuiving in de terugkeerdatum van trekvogels.
Maar ook binnen die soortgroepen is er veel variatie. Dat roept de vraag op: hoeveel zouden soorten eigenlijk moeten opschuiven? Pas als we een soort meetlat hebben, kunnen we beoordelen of soorten te weinig (of te veel) vervroegen.
Een goede meetlat om veranderingen te beoordelen is om binnen voedselketens te kijken naar de fenologische verschuivingen van de diverse soorten. Verschuiven de planten evenveel als de planteneters, de prooien even veel als hun vijanden? Het lijkt erop dat planten niet even veel of even weinig verschuiven als de andere groepen, en klimaatverandering zal dus vaak tot een verkeerde timing leiden.