Tijdens het eerste Nationale Slootjesonderzoek van IVN en het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW) in juni 2018 scoorden de slootjes gemiddeld tussen de 6 en 7, met de nodige uitschieters, als je kijkt naar de aanwezige kleine waterdieren en waterplanten. Het doorzicht in het water was redelijk, maar ook geregeld beperkt. Kortom: niet al te hoge scores gemiddeld, terwijl dit om de mooiste slootjes van het land gaat.
Dit citizen science-project laat zien dat het belangrijk is om de vinger aan de pols te houden voor de kwaliteit van de Nederlandse slootjes: voor het (mogelijk) rijke leven in de slootjes zelf en voor hun functie voor de Nederlandse, waterrijke natuur. En dus uiteindelijk ook voor de mens zelf.
IVN organiseert de Slootjesdagen al een aantal jaren. Geïnteresseerde bezoekers van alle leeftijden beleven zo wat er allemaal in het water leeft. Sinds de editie van 2018 wordt dit aangevuld met citizen science: het Nationaal Slootjesonderzoek.
In samenwerking met het NIOO - waar ruime ervaring met citizen science bij natuuronderzoek aanwezig is - verzamelt IVN waarnemingen uit slootjes verspreid over het hele land.
Het onderstaande verslag gaat over de resultaten van de eerste editie van het Slootjesonderzoek.
Waterkwaliteit is in ons waterrijke land een belangrijke factor. Helaas wel een die er niet zo florissant bij staat. Er ligt een grote druk op ons landschap en onze natuur door een hoge bevolkingsdichtheid met een intensief gebruik van het land. Daardoor is er een grote belasting door (overmatige) voedingsstoffen, vervuiling, verstoring enzovoorts.
Slootjes hebben een onderbelichte, belangrijke (ecologische) functie. Je vindt er veel waternatuur met veel oeverranden, ze verbinden andere wateren met elkaar en er zijn er heel veel van... Iedere sloot is weer anders; per sloot hoeft er niet heel veel te zitten, maar samen kan het een grote rijkdom opleveren (bij het juiste beheer).
Hoe is het met slootjes gesteld? Want die vallen meestal buiten de scope van landelijk onderzoek van (grotere) wateren. Want ja: er wordt al het nodige gemeten aan waterkwaliteit. Maar nee: dat is meestal niet in slootjes. En die slootjes vormen wel vaak de verbinding tussen allerlei andere wateren.
|
1e analyse (6 juni t/m 10 juni) |
Totale analyse (8 juni t/m 26 juni) |
---|---|---|
Aantal waarnemingen |
75 |
121 |
N.B.: Bij de totale analyse hebben we een iets andere selectie van waarnemingen gemaakt. Waarnemingen vanaf het officiële begin op 8 juni (met de juiste invoeropties online), en niet daarvoor, zijn meegenomen. En nagekomen waarnemingen (zowel later ingevuld, als later uitgevoerd t/m 26 juni) zijn juist toegevoegd. Dit geeft een dataset, waarin we betere vergelijkingen kunnen maken.
N.B. 2: Bij de 1e analyse zijn 14 eerdere waarnemingen van 6 en 7 juni meegenomen, die niet in de totale analyse zitten. Er zijn dus 121 + 14 = 135 waarnemingen/locaties betrokken bij deze rapportage.
N.B.: Tijdens de Slootjesdagen wordt er vooral in mooie, schone sloten met veel waterleven gekeken. Dit cijfer is dus waarschijnlijk hoger dan het gemiddelde voor alle Nederlandse slootjes.
Dit is een ‘biodiversiteitscijfer’ voor het aanwezige waterleven.
|
1e analyse |
Totale analyse |
---|---|---|
Rapportcijfer (gemid.) |
6,3 |
6,9 |
N.B.: Totaal aantal per waterdier is alle waargenomen dieren van alle waarnemingen opgeteld.
Numers 6 t/m 10 zijn ook opgenomen, om de verschuivingen tussen beide analyses te kunnen volgen. Het bootsmannetje blijft stevig bovenaan de lijst staan. Daaronder verschuiven de soorten wel wat, door lokale en/of toevallige verschillen tussen de meegenomen waarnemingen. Wel blijft de topgroep van de meest waargenomen soorten ongeveer gelijk.
Wat maakt dat een soort veel waargenomen wordt? In de eerste plaats is dat natuurlijk: hoe talrijker en wijderverbreid de soort, hoe meer hij waargenomen wordt. Maar daarnaast speelt ook mee dat soorten door hun gedrag, vorm of grootte extra kunnen opvallen. Of juist niet...
Meest waargenomen dieren |
1e analyse |
Totale analyse |
||
---|---|---|---|---|
1. |
Bootsmannetje/ Ruggenzwemmer |
393 |
Bootsmannetje/ Ruggenzwemmer |
793 |
2. |
Vlokreeft |
308 |
Duikerwants |
604 |
3. |
Poelslak |
273 |
Poelslak |
510 |
4. |
Waterjuffer-larve |
268 |
Vlokreeft |
432 |
5. |
Schaatsenrijder |
228 |
Watermijt |
375 |
6. |
Duikerwants |
220 |
Zoetwaterpissebed |
388 |
7. |
Watermijt |
178 |
Waterjuffer-larve |
370 |
8. |
Posthoornslak |
166 |
Schaatsenrijder |
345 |
9. |
Libellenlarve |
137 |
Posthoornslak |
313 |
10. |
Zoetwaterpissebed |
133 |
Haftenlarve |
283 |
Weinig waargenomen waterdieren zijn bijvoorbeeld koordwormen en beeklopers.
N.B.: Welke waterdieren zijn in het grootste aantal slootjes waargenomen?
Deze manier van het berekenen van de top 5 is wat minder afhankelijk van (lokale) uitschieters bij de aantallen gevonden beestjes. Het geeft de algemeenheid van voorkomen aan van de diersoorten. In beide gevallen staat overigens het bootsmannetje op 1. Een veel voorkomend (in 60% van de onderzochte slootjes) maar ook heel herkenbaar diertje.
Wat wel opvalt, is dat de hoogste percentages 50 à 60% zijn. Dat betekent dus dat er ook veel variatie is tussen de slootjes en dat de meest waargenomen soorten niet echt overal zitten.
Op de meeste plekken waargenomen dieren |
soort |
Percentage (en aantal) locaties waargenomen |
---|---|---|
1. |
Bootsmannetje /Ruggenzwemmer |
60% (73) |
2. |
Poelslak |
55% (66) |
3. |
Larve van waterjuffer |
51% (62) |
4. |
Schaatsenrijder |
46% (56) |
5. |
Duikerwants |
45% (55) |
De deelnemende slootjes zijn ruwweg goed gespreid over Nederland.
De provincies met de meeste waarnemingen zijn Noord- & Zuid-Holland en Gelderland.
Regio’s waar weinig of geen waarnemingen voor zijn ingeleverd (maar deels wel gedaan): Noord-Oost Nederland (Drenthe en Oost-Groningen), Waddeneilanden, Zeeland en Oost-Brabant.
De laagste rapportcijfers zien we vooral midden in het land, zoals in het rivierengebied. De hoogste cijfers vinden we verspreid op de kaart terug: zowel westen, oosten, Veluwe als Zuid-Limburg. Het is dus niet zo dat dit gebonden is aan bepaalde regio’s.
Er zijn vele slootjes, met ieder een eigen kwaliteit. Bepaalde sloten zijn ook een buffer die het mogelijk maken dat andere slootjes in de buurt schoner en van een hogere waterkwaliteit zijn. Je ziet dus ook veel verschillen op kleine schaal: groene en oranje punten naast elkaar.
Als er een aantal jaren aan Slootjesdagen-waarnemingen beschikbaar zijn, kunnen we een uitgebreidere analyse doen met de verbanden tussen waargenomen waterdiertjes, waterplanten en Secchischijf-metingen. Hieronder volgen de cijfers voor dit eerste jaar van het Slootjesonderzoek.
Waterplanten |
planten aan oppervlakte |
planten op bodem |
---|---|---|
aantal metingen aanwezig |
80 |
85 |
gemiddeld rapportcijfer voor locaties met die waterplanten |
6,87 |
6,93 |
Wat zegt de aanwezigheid van de verschillende types waterplanten over de waterkwaliteit?
Waterplanten op de bodem geven grotere biodiversiteit, terwijl drijvende waterplanten horen bij minder diversiteit (zuurstofarmere en en voedselrijkere omstandigheden). Voor de komende jaren zou het fijn zijn om te kunnen vergelijken met locaties zonder planten.
De sliblaag is gemeten met een Secchischijf, die in de waterbodem werd geduwd.
Slib |
1-10 cm |
11-25 cm |
26-50 cm |
Totaal |
---|---|---|---|---|
aantal metingen |
19 |
10 |
7 |
36 |
gemiddeld rapportcijfer voor locaties met zo’n sliblaag |
6,83 |
6,58 |
7,97 |
- |
De gemiddelde slibdikte in de gemeten sloten is 10,7 cm.
De 0-metingen zijn buiten beschouwing gelaten.
Hoe meer slib, hoe groter de voorraad voedingsstoffen. Daar kun je overmatige algengroei van krijgen en een lagere (ecologische) waterkwaliteit. Dus over het algemeen is het: hoe meer slib hoe lager het rapportcijfer. Doordat het aantal slibmetingen niet zo hoog was - en zeker niet in de categorie met de dikste sliblagen – is dat hier niet helemaal het geval. Een groter aantal metingen (per jaar of van een reeks van jaren) geeft meer inzicht.
De gemiddelde diepte waarop de Secchi-schijf nog net zichtbaar was: ruim 50 cm.
Ook hier zijn de nul-metingen niet meegenomen (waarschijnlijk niet gemeten, aangezien een doorzicht van 0 cm niet waarschijnlijk is).
Secchi |
1-25 cm |
26-50 cm |
51-80 cm |
81-150 cm |
Totaal |
---|---|---|---|---|---|
aantal metingen |
12 |
17 |
10 |
6 |
45 |
gemiddeld rapportcijfer voor locaties met zulk doorzicht |
7,73 |
7,12 |
7,02 |
6,73 |
7,21 |
Hoe hoger het doorzicht in het water hoe lager de hoeveelheid aanwezige voedingsstoffen en hoe hoger het rapportcijfer. Maar het klopt hier niet – er is namelijk niet standaard gecorrigeerd voor totale waterdiepte (en of je tot op de bodem kon kijken). Dit is zeker belangrijk voor slootjes, die over het algemeen ondieper zijn dan de gemiddelde wateren. Dit is dus belangrijk voor de volgende onderzoeksjaren: invullen of bodem te zien is (in het opmerkingenveld, zolang er geen eigen veld voor is op waterdiertjes.nl).
34 geelgerande watertorren en 74 larven van deze iconische kever! Deze soort hoort bij een hoge waterkwaliteit, en hij staat niet voor niets centraal op de historische schoolplaat In sloot en plas.
64 andere keverlarven en 161 andere waterkevers
16 steenvlieglarven
Ruim 100 kokerjuffers (5 zonder koker + 97 met)
75 zoetwatermosselen
98 platwormen
74 waterspinnen
Ruim 200 schrijvertjes
"Tjokvol watervlooien!" >> Mooi! En dat is goed voedsel voor grotere waterdiertjes...
"Larven van waarschijnlijk heidelibel, platbuik, viervlek, keizerlibel en glazenmaker. Zeer veel tiendoornige stekelbaarsjes, enkel larven van kleine watersalamander incl. volwassen exemplaar"
"Marmelgrondel"
"Honderden paddenvisjes"
"Grote modderkruiper!"
"Allemaal kleine beestjes..."
"Opmerkelijk veel (ca. 30) watersalamanders"
In 2019 vindt er opnieuw een Slootjesonderzoek plaats tijdens de Slootjesdagen. Het is ook belangrijk om het onderzoek zeker een aantal jaren te herhalen:
(Meer) ingestuurde waarnemingen geven ons beter zicht op de staat van onze waardevolle sloten. Daardoor komen we ook te weten of en zo ja welke acties er nodig zijn.