Koolmezen laten soms hun legsel in de steek om later in het jaar, of in het jaar daarna, aan een nieuw nest te beginnen. Ze zijn echter minder snel geneigd dit te doen als het eerste nest uit veel eieren bestaat, of als de jongen al wat ouder zijn. Het in de steek laten van een legsel is een strategische beslissing, die op de lange termijn tot een groter gemiddeld broedsucces van een koolmezenpaartje kan leiden.
Dat concludeert Drs. Nanette Verboven van het Nederlands Instituut voor Oecologisch Onderzoek, Centrum voor Terrestrische Oecologie (NIOO-CTO) in Heteren. Zij promoveert vrijdag 27 februari op dit onderzoek aan de Rijksuniversiteit Utrecht.
Koolmezen kunnen twee keer per jaar broeden. Dat doen ze echter lang niet allemaal. Daarnaast komt het ook regelmatig voor dat koolmees-ouders hun nest in de steek laten, zodat de eieren niet uitkomen of de pas uitgekomen kuikens verhongeren.
Natuurlijke selectie bevoordeelt de individuen die erin slagen de meeste genen door te geven aan de volgende generatie. Het gaat er dus om zoveel mogelijk gezonde jongen groot te brengen. Het broedgedrag van de koolmezen roept dan ook een aantal vragen op. Als het mogelijk is om twee nesten groot te brengen binnen een jaar, waarom doen dan niet alle koolmezen dat? En, wat nog vreemder is, waarom laten ouderdieren hun jongen in de steek?
Verboven probeerde tijdens haar promotieonderzoek een antwoord te vinden op deze twee vragen. Ze bestudeerde daartoe een groep koolmezen in de bossen op Vlieland. Uit experimenten waarin zij het tijdstip van broeden kunstmatig veranderde, bleek dat koolmezen alleen aan een tweede broedsel beginnen als ze vroeg met hun eerste broedsel klaar zijn. Hoe vroeg, dat hangt af van het aantal beschikbare rupsen (die nodig zijn als voedsel voor de jongen) en is voor elk jaar verschillend. Koolmezen die laat in het seizoen broeden maken geen tweede broedsel, omdat het niet veel oplevert of omdat het groot brengen van de jongen laat in het seizoen een te grote inspanning van de ouders vergt. Daardoor gaan ze verzwakt de winter in, en is de kans groot dat ze het volgend jaar niet halen of minder succes hebben met broeden in het volgende seizoen.
Door legsels experimenteel te verkleinen ontdekte Verboven dat ouders een groot nest minder snel in de steek laten dan een klein nest. Verder zijn de mezen eerder geneigd om hun legsel te verlaten als de eieren pas gelegd zijn. In een later stadium is de kans dat een nest wordt verlaten veel kleiner. Verboven concludeert hieruit, dat koolmezen alleen hun nest verlaten als het grootbrengen ervan weinig kans van slagen heeft of uiteindelijk weinig lijkt op te leveren.
Koolmezen die hun nest in de steek hebben gelaten kunnen het opnieuw proberen later in het broedseizoen, of in het daaropvolgende jaar. Het is daarom mogelijk dat koolmezen op de lange duur juist meer gezonde jongen grootbrengen door te stoppen met de huidige broedpoging en aan een nieuwe te beginnen. Het lijkt er dus op dat koolmezen een strategische beslissing nemen als ze hun jongen verlaten.
Het NIOO-CTO doet fundamenteel onderzoek aan ecosystemen op het land. Het instituut is ontstaan uit het voormalige Instituut voor Oecologisch Onderzoek. In 1992 is het instituut gefuseerd met het Limnologisch Instituut in Nieuwersluis en het Delta Instituut in Yerseke tot het Nederlands Instituut voor Oecologisch Onderzoek (NIOO). Het NIOO ressorteert onder de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW).