Dat veel gewassen en planten zo vroeg zijn, heeft te maken met de toevoer van voedingsstoffen vanuit de bodem, vertelt Wim van der Putten, hoofd Terrestrische Ecologie van het NIOO. "Als het in de winter vriest, dan stopt alles in de bodem. Maar op dit moment is het gewoon doorgegaan." Het bodemleven blijft actief: planten krijgen voldoende voedingsstoffen om te groeien.
Maar boeren moeten niet te vroeg juichen, want ook ziektes en plagen vriezen minder snel dood. Bovendien, zegt Van der Putten, betekent klimaatverandering niet alleen maar dat het warmer wordt. "Je krijgt ook meer extremen: extreme droogtes, extreme regenval. Dat betekent dat gewassen aan meer stress worden blootgesteld. Dus je krijgt minder opbrengst."
Wat de gevolgen zijn op de lange termijn blijft voorlopig dan ook onduidelijk, concludeert Van der Putten. "Als we het over klimaatverandering hebben, hebben we het vooral over het verhogen van dijken en bescherming tegen het water. Hoe we met de natuur terechtkomen, daar weten we nog heel weinig van..."
Luister hier naar het gesprek met Wim van der Putten
"Het is niet zo'n probleem dat het klimaat verandert", zegt ondertussen Marcel Visser, hoofd Dierecologie van het NIOO. "Het probleem is dat het klimaat te snel verandert. Dat leidt tot wat we wel eens noemen 'ecologische relatieproblemen'."
Bij het NIOO wordt al zo'n zestig jaar onderzoek gedaan aan koolmezen."Daarom kunnen we heel goed zien wat de verschuivingen zijn geweest", zegt Visser. "Mezen zijn vroeger gaan broeden, maar rupsen schuiven nog veel sneller op." De koolmees, die zijn jongen met rupsen moet voeden, houdt dat niet bij. "Soms beginnen ze al met broeden voordat het laatste ei is gelegd, omdat ze ook wel inzien dat ze moeten opschieten."
Om in Nederland te kunnen overleven, zegt Visser, moet de koolmees zelf ook veranderen. "We weten dat vroegleggende vrouwen ook dochters krijgen die vroeg leggen. Het aandeel van vroegleggende dieren in de populatie wordt dus al steeds groter. Alleen...dat duurt lang!"
Luister hier naar het gesprek met Marcel Visser
Maar ook wanneer soorten wel floreren bij de vroege lente, zijn we daar lang niet altijd blij mee. Denk aan de eikenprocessierups, de teek of... de giftige blauwalg. Bij het NIOO wordt in bakken met 1000 liter water - 'minimeren' - nagebootst hoe de blauwalg zich ontwikkelt en hoe zoetwater-ecosystemen reageren op stijgende temperaturen.
De toename van de blauwalg in meren begon eigenlijk al in de jaren vijftig, zegt NIOO-onderzoeker Dedmer van der Waal (Aquatische Ecologie), met de opkomst van kunstmest in de landbouw. Dat er pas de laatste jaren steeds vaker gewaarschuwd wordt voor overlast "is misschien ook omdat er nu heel goed over gecommuniceerd wordt."
Toch lijkt het er wel degelijk op dat klimaatverandering het groeiseizoen verlengt: de blauwalgen komen eerder op en houden het ook langer vol. "Misschien kunnen ze zelfs hogere concentraties bereiken," zegt Van der Waal. "Het lijkt dus alsof ze nog meer zouden kunnen gaan toenemen. Dat moeten we onderzoeken."
Luister hier naar het gesprek met Dedmer van der Waal
Maar als we niet eerst willen afwachten hoe de situatie zich verder ontwikkelt en zelf iets willen doen, zegt Marcel Visser, dan is de oplossing eigenlijk "heel makkelijk".
"We moeten minder CO2 uitstoten. Dat is het enige echte antwoord. En dan komt het best wel goed met die natuur!"