De eikenprocessierups zorgt voor steeds meer overlast, met zijn rondzwevende brandhaartjes die jeuk of erger veroorzaken. De rups geldt in Nederland als een invasieve soort. Maar wat betekent dat, wat is het verband met klimaatverandering en wat is de beste en meest verantwoorde manier om van de beestjes af te komen?
De meeste 'nieuwe' soorten doen maar weinig kwaad, en soms is het effect op de omgeving zelfs positief. Maar bij invasieve soorten is er juist wel het gevaar van ernstige schade.
- Inheemse soorten kunnen erdoor worden verdreven uit hun omgeving.
- Het lokale voedselweb en belangrijke ecosysteemdiensten kunnen verstoord raken, met gevolgen voor bijvoorbeeld de landbouw (agro-ecosystemen).
- In de VS alleen al wordt de economische schade door invasieve soorten geraamd op 120 miljard dollar per jaar.
In het verleden zorgde de mens vaak - expres of per ongeluk - voor de verspreiding van soorten naar nieuwe omgevingen. De laatste tijd speelt ook klimaatverandering steeds vaker een grote rol.
- Soorten die van nature in zuidelijke klimaten voorkomen, kunnen door klimaatverandering steeds makkelijker opschuiven naar gematigde noordelijke gebieden (areaaluitbreiding).
- Koude nachten zorgden er in het verleden nog voor dat invasieve exoten zoals de koolmot hier niet konden overwinteren. Nu het steeds warmer wordt, kunnen ze dat steeds vaker wel.
Maar wat maakt invasieve soorten nou zo succesvol (en dus schadelijk)?
- Ze hebben op de plek waarnaartoe ze zich uitbreiden vaak geen of minder last van hun natuurlijke vijanden, want die zijn daar (nog) niet: de ‘enemy-release hypothesis’.
- Inheemse soorten hebben vaak (nog) geen verweer tegen de middelen waarmee de nieuwkomers zich verdedigen: de ‘novel weapon hypothesis’.
- Energie die ze eerst nog nodig hadden om zich te verdedigen, kunnen de invasieve soorten nu voor groei en reproductie gebruiken: de ‘evolution of increased competitive ability hypothesis.’
Processierupsen komen voor in een vrij uitgestrekt gebied, van Noord-Afrika tot aan Centraal Europa (dennenprocessierups) en van het Midden-Oosten tot aan Noord-West Europa (eikenprocessierups).
- De eikenprocessierups is de laatste dertig jaar een plaag geworden in Nederland en België. Daarvoor was de rups opvallend genoeg bijna een eeuw lang afwezig.
- Al heeft de eikenprocessierups de warmte dus niet echt nodig om zich hier te vestigen, droge lentes zorgen volgens Hongaars onderzoek wel voor steeds grotere aantallen rupsen.
- Juist die grote aantallen zorgen voor de toenemende overlast: bij de dennenprocessierups omdat ze bomen kaalvreten, en bij de eikenprocessierups omdat mensen en (huis)dieren makkelijk in contact komen met de brandhaartjes.
- Hoe groter de aantallen in de meest noordelijke verspreidingsgebieden, hoe sneller de processierupsen hun gebied bovendien nog verder naar het noorden kunnen uitbreiden.
Bij het onder controle brengen van de overlast door processierupsen, zijn natuurlijke vijanden van groot belang. Inspelen op de ecologische behoeften van deze vijanden kan biologische bestrijding mogelijk helpen maken.
- Processierupsen hebben in alle stadia van hun leven volop vijanden, zoals vogels, vleermuizen, kevers en sommige parasieten. Er zijn wel verschillen tussen de dennen- en de eikenprocessierups - o.a. omdat de rupsen op verschillende momenten in het jaar uitkomen - maar er is ook veel overlap.
- De brandhaartjes zijn een geduchte verdediging, maar sommige natuurlijke vijanden hebben daar iets op gevonden. Zo heeft de spiermaag van de koekoek aan de binnenkant een speciaal 'brandvast' laagje, en zijn koolmezen zo slim om alleen het binnenste van de rups op te eten.
- In hun zuidelijke verspreidingsgebieden vormen de processierupsen veel minder een plaag dan hier. Dat wijst erop dat ze daar zeer effectieve vijanden hebben, waarvan de meeste zich waarschijnlijk (nog) niet hier hebben gevestigd. Om te weten om welke soorten het precies gaat, is meer onderzoek nodig.
Het wetenschappelijke artikel: Range-Expansion in Processionary Moths and Biological Control, door Jetske de Boer en Jeff Harvey, Insects 2020, 11(5), 267; https://doi.org/10.3390/insects11050267 (Open Access)