De juiste meetlat om de fenologische verschuiving van de wintervlinder te interpreteren, is dus de verschuiving in het uitlopen van de eiken. En dan zien we dat - in vergelijking met de eiken - de wintervlinders 'te' temperatuurgevoelig zijn. Eigenlijk is dit een verrassende conclusie. Zonder zo'n meetlat hadden we waarschijnlijk gedacht dat de wintervlinders juist heel goed reageren op het vervroegen van het voorjaar.
De schakels in de voedselketen eik-wintervlinder- koolmees raken ontkoppeld. Vroeger
(linkerhelft) viel de periode waarin de koolmezen hun jongen in het nest hebben
(aangegeven met de dubbele pijl) samen met de piek in rupsenbiomassa.
Nu (rechterhelft) valt die periode van jongen voeren te laat ten opzichte van de naar
voren geschoven voedselpiek.
Koolmezen voeren de rupsen van de wintervlinder aan hun jongen, maar koolmezen hebben het moment waarop ze hun eieren leggen niet structureel vervroegd. Vogels reageren behalve op temperatuur ook sterk op daglengte, die natuurlijk niet verandert door het klimaat. En dus passen vogels hun agenda minder aan.
Bovendien moeten koolmeesmoeders drie weken voordat de jonge vogels in mei uit het ei kruipen al beginnen met het aanleggen van eieren. Die periode, de eerste helft van april, is niet warmer geworden - nog een reden waarom koolmezen minder sterk reageren op het warmere voorjaar.
Deze minder sterke reactie levert de vogels problemen op zodra de jongen een week oud zijn en ze enorme hoeveelheden rupsen beginnen te verorberen. In 1970 strookte dat moment precies met de 'rupsenpiek'. De rupsenpiek is een periode van twee weken waarin veel grote rupsen te vinden zijn in het bos, net voordat ze gaan verpoppen.
Maar door de verschuivingen bij de zomereik en de wintervlinder valt de rupsenpiek nu anderhalve week eerder en is dus al gedeeltelijk voorbij als de koolmeesouders op rupsenjacht gaan. In dit voorbeeld is de meetlat dus de verschuiving in het aanbod van voedsel: de rupsen. Als we dan de verschuiving in fenologie van de koolmezen daartegen afzetten, dan zien we dat de mezen niet sterk genoeg reageren.