De onderzoekers bestudeerden een wilde populatie koolmezen in Wytham Woods, Oxford. Zes jaar lang legden ze met 'mini-trackers' vast wanneer de mezen hun toekomstige partner ontmoetten. Van de 383 paren waarvan ze op deze manier de kennismaking hadden vastgelegd, monitorden de onderzoekers vervolgens de pogingen om eieren te leggen.
Wat bleek? Paren die elkaar al vroeg in de winter hadden ontmoet, begonnen ook vroeger in de lente met leggen. Vergeleken met andere koolmezen hadden deze vroege paren grotere nesten, meer broedsucces en uiteindelijk een groter aantal jonge vogels die uitvlogen.
Hoe vroeger paren elkaar ontmoeten, hoe meer tijd ze hebben om vast te stellen of ze inderdaad de juiste partner hebben gevonden. Vroege paren hebben daarnaast meer tijd om hun gedrag aan de ander aan te passen. Daardoor werken ze beter samen, en zijn ze beter op elkaar ingespeeld: het zogeheten 'familiarity effect'.
Het is net als bij mensen: hoe beter je je partner kent, hoe beter je weet wat zij of hij nodig heeft. Toch bleek uit het onderzoek dat de kans niet groter was dat vroege paren na hun eerste nest bij elkaar bleven. Ook al is bekend dat het broedsucces wel degelijk toeneemt als paren elkaar meerdere broedseizoenen 'trouw' zijn.
Het artikel van Culina, waarin ze haar huidige onderzoek bij het NIOO en dat voor haar proefschrift aan de Universiteit van Oxford combineert, is pas de derde studie waarin gekeken wordt naar de invloed van de duur van relaties op het broedsucces. Het is bovendien de eerste keer dat onderzoekers kijken naar een wilde populatie.
"Het is toch ongelooflijk wat er kan met de huidige technologie", zegt Culina. "We kunnen nu zien wat er gebeurt met deze vogels en hun relaties als ze 's winters in groepen eten zoeken. Tot nu toe wisten we vooral wat uit de broedtijd zelf, maar het is steeds duidelijker dat de tijd daarvoor net zozeer van belang is. Onze studie toont dat aan."